Wij gebruiken wellicht wat al te gemakkelijk de term uniek wanneer wij het over een kunstenaar hebben die op een persoonlijke wijze een bepaalde discipline hanteert of interpreteert. Die term zouden wij eigenlijk moeten voorbehouden aan mensen zoals Katy De Bock die niet alleen verrast omwille van de manier waarop zij werkt maar ook omwille van de intensiteit waarmee zij ondermeer de begrippen collage en tapijtweven vertolkt en ze een ander gelaat geeft, een andere dimensie.
Dit zijn immers geen collages zoals wij gewoon zijn te zien en tapijtweven doet allicht wat al teveel denken aan een weefgetouw dat op zijn minst een enkele lijn in één keer vastlegt. Het creëren van een tafereel dat uit kleurige draden is samengesteld en waarin inderdaad de horizontale draad de verticale ontmoet, waarin de dialoog tussen schering en inslag een langdurig verloop kent zoals Katy De Bock die beoefent is een oude techniek - te traag voor de dag van vandaag - die Roger Bonduel destijds tijdens zijn lessen aan zijn studenten had uitgelegd - terloops wellicht. Wat over de hoofden van alle anderen als iets voorbijgestreefds is, weggegleden in de diepe put van het vele vergeten, is bij één van zijn leerlingen de inspiratiebron geworden voor experimenten met materie en kleur, met subtiel reliëf, met uitbeelden en suggeren.
Ik meen te weten dat Katy De Bock al eerder de gobelintechniek heeft toegepast. Nu weeft zij draad na draad, kleur na kleur, horizontaal met een naald tussen de verticale, strakgespannen draden slingerend. Zo groeit aldus een vleugje schaduw, een streepje licht, de beginnende tint van wat een bloem zal worden, de vingertop van een zonnestraal, de donkerte van een schip op het water, een scherfje zomer, een kort streepje esthetisch welbehagen.
De meester heeft gezien hoe zijn leerlinge zich ontplooide en hoe zij een vergeten techniek weer leven gaf, meer nog, hoe zij op een meesterlijke wijze steeds verder ging, hoe zij vanuit een verbaal evoceren een zelden gezien, een uniek kunstwerk maakte en enthousiast haar vondst, haar ontdekking herhaalde, nauwgezet, lyrisch, geïnspireerd tot de verbeelding sprekend van alwie schoonheid boven verval, esthetiek boven agressie verkiest.
De manier waarop zij haar werken prestenteert, haar geweven sieraden ondermeer - ik vind de term tapijt niet suggestief genoeg voor dit geschitter - getuigt ook al van haar zin voor orde en klasse, voor iets puurs dat tevens eenvoudig is en functioneel. Het is U daarnaast allen duidelijk dat de kunstenares de simpele dingen die haar vergezellen vertelt en wat sublimeert zoals zon en bloemen, licht en landschap, een wereld van sereniteit, zee en luchten, een stilleven, een tafel die symbool is van gezelligheid, een interieur, kleuren die gelukkig maken. Dat verwezenlijkt zij met honderd draden van kleur, maar ook op papier en met vlokken van tengere materie.
Zoals zij, omringd door talloze draden een landschap weeft, zo schildert zij met papier, met stukjes rood en groen, geel en paars, blauw en noem maar op, met draadjes van papier, zijdepapier uit Japan, bladen die zij zelf heeft gekleurd en waar zij bloemblaadjes van afscheurt. Opnieuw geeft zij blijk van uiterste nauwgezetheid en aandacht voor het detail net zoals bij het weven van draden. Af en toe wordt aan een tafereel wat verf toegevoegd, heel even maar, want vaak zijn haar collages niets anders dan een groot net van draadjes, van vlekjes kleur, van tastbare sfeer, van transparantie die een getekende ondergrond reveleert. Van dat tekenen zijn hier enkele sprekende voorbeelden aanwezig. Ook hier blijkt dat eenvoudige gegevens zoals een hondekop en waterlelies in een verheven beeldtaal kunnen worden omgezet indien talent aanwezig is.
Het is U allen duidelijk, neem ik aan, dat Katy De Bock een boeiende en aantrekkelijke beeldtaal hanteert. Haar figuratie, die een verhaal is van een haar omringende realiteit is er één van raffinement en poëzie terzelfdertijd, van liefde voor het detail dat het totaalbeeld echter niet verstoort. Die figuratie is kleurig in haar collages, dromerig in haar textiele werken, gevoelig en gevat in haar tekeningen. Haar techniek in haar collages en haar tapijten wekt verbazing en bewondering in grote mate omwille van het uitzonderlijk geduld waarmee toetsen van kleur en van werkelijkheid worden geplaatst, en omwille van de veelheid van emoties of spanningen die zelfs een klein werkje in zich bergt. Maar die eerder materiële of technische bijzonderheid mag de beeldende uitstraling van ieder werk niet overschaduwen, in die zin dat hoe merkwaardig en subtiel het opbouwen van een tafereel ook mag zijn en hoezeer zij de nostalgie mag oproepen van de dingen die zijn voorbijgegaan, toch de hedendaagse eigenheid van dit gehele oeuvre niet uit het oog mag worden verloren.
Als tapijtweefster bekleedt ze een unieke plaats in het Belgische kunstwereldje. Haar reeks "Heaven and Earth" - sisaltapijten gegroeid uit een kosmisch verlangen - gooit, terecht, dertien ogen bij liefhebbers van monumentale kunst. Een romantische bezieling kenmerkt ook haar collages en aquarellen, maar vooral haar textiele werk op kleinere formaten. Steeds frapperen de vernuftige omgang met het materiaal, haar intense betrokkenheid op de natuur, de liefde voor licht en kleur.
Frans Boenders, juli 2000
De dierenhuiden evenaren moet allicht de oorsprong geweest zijn van de weefkunst die uiteraard in eerste instantie een kunde was en is. Hoe kunnen we ons verwarmen met de huid van het schaap zonder het te moeten villen? is misschien de primaire vraag die aan de basis ligt van het textiel.
Het antwoord is zowat het toppunt van cultuur: wol scheren en weven. Niet als techniek is dit zozeer een hoogtepunt, maar als gedachte. "Textiel" is niet voor niets verwant, etymologisch, met "Text", het weven van letters en woorden tot taal. Dat soort verbindingen maken is de kern van de cultuur.
De tijd dat textiel louter functioneel was, is lang voorbij. Dat het mogelijkheden gaf om tot kunst te behoren, toont ons de geschiedenis van het wandtapijt. De draad als kleurlijn is evenwaardig aan de verftoets in de schilderkunst. Dat neemt niet weg dat als noodzakelijk ambachtelijk de textielkunst het ook te verduren kreeg onder de avant-garde. Vandaag nog is ze verdacht van kneuterige vrijetijdsbesteding te zijn.
Katy De Bock toont ons het alternatief ervan. Met textiel maakt zij monumenten. Al dan niet geïntegreerd in de architecturale ruimte. Ze maakt hierbij gebruik van de opstapeling van lagen. Wat tevens de mogelijkheid geeft overweldigend over te komen. Daarenboven speelt ze handig in op het potentieel van het pigment. Draden zijn niet zo maar eventjes gekleurd. Het zijn zuignappen van exuberante hoeveelheden kleurstoffen, waardoor het coloriet zo sterk en zo diep overkomt.
Willem Elias, 2008