Textieloppervlakten, ongelimiteerd, fragmenten van een uitgestrekt continuüm , open ruimten, voorlopige oppervlakten, een opeenstapeling van elementen, soepelheid , koloriet, textuur,  reliëf, ruimtelijke situatie: Dit alles is het object en het subject van mijn werk.

De materie bepaalt de geest en de middelen.  De materialen bepalen de taal.  Daarom ook dat het medium de syntaxis  en de wil tot persoonlijke expressie  met elkaar in overeenstemming moeten zijn.  De primaire  eigenschappen (soepelheid , kleur, textuur)  van z’n basiselement (de vezel, de draad)  de duidelijkheid van z’n structuur (horizontaal, vertikaal , gekruist) maken dat de mogelijkheden oneindig zijn.

 

Voorafgaandelijke bedenkingen over het medium, de analyse van de elementen, de intrinsieke mogelijkheden ervan en hun beperkingen laten toe om dit steeds dieper te doorgronden en de oorspronkelijke subjectiviteit vorm te geven en onder controle te houden. Het dialectisch verband tussen een doordringende gevoeligheid en een wil tot abstractie beschouw ik als de motor van mijn werk.

Voor het ogenblik werk ik (technisch gezien)  op een haute-lisse  weefgetouw ; maar ik pas een eigen methode toe.  Ik weef met een dichte schering en onregelmatige inslagen, grote soepele oppervlakten in hoogreliëf ontstaan door een eigen ingewerkte knooptechniek waarvan men zou zeggen dat ze af en toe gesnoeid zijn.

Er is een wederzijdse strijd tussen de elementen die zich willen opdringen en ik voel me als een scheidsrechter die beslist waar elke partij dient te winnen. Het weven verwondert me alsmaar meer. In dit elementaire ( bijna primitieve ) proces wordt de gespannen, lichte, kwetsbare vormeloze, uitgerokken, oneindige draad tot een vlakke, stevige, vaste lichamelijk gestructureerde, modeleerbare bedekkende stof.  Deze grondige gedaanteverandering wordt door de hedendaagse textielkunst benadrukt, via de herontdekking van een artistieke tendens die teruggaat tot de prehistorie.